Bodemonderzoek en bodemsanering
René van Lotringen heeft ruim 25 jaar ervaring met advisering en projectleiding in bodemonderzoek en bodemsanering. Elke locatie waar bodemonderzoek of bodemsanering plaatsvindt is uniek: vanwege de lokale bodemopbouw, de specifieke verontreinigende stoffen, de wijze waarop deze in de bodem zijn geraakt, enzovoort. Welke aanpak daarbij past, is voor iedere locatie anders.
De noodzaak van bodemsanering wordt vastgesteld door middel van onderzoek. Bodemsanering is nodig als sprake is van onaanvaardbare risico’s, of als het toekomstige gebruik van een locatie dit noodzakelijk maakt.
Alle fasen en aspecten van bodemonderzoek en bodemsanering – van zowel landbodem als waterbodem – kunnen aan bod komen. Hier volgt een overzicht.
Klik op het onderwerp voor extra informatie
• Vooronderzoek (NEN5720 en NEN5725)
Het vooronderzoek (NEN5725 voor landbodem, NEN5720 voor waterbodem) dient om informatie te verzamelen over activiteiten die mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt. Aan de hand van deze informatie wordt de onderzoeksstrategie voor het bodemonderzoek bepaald.
• Bodemonderzoek
Indicatief en verkennend onderzoek zijn de eerste onderzoeken op een te ontwikkelen locatie of een locatie waar bodemverontreiniging wordt vermoed. Nader en aanvullend onderzoek zijn noodzakelijk als de omvang van de verontreiniging moet worden bepaald. Actualiserend onderzoek is nodig als voorgaand onderzoek te lang geleden is uitgevoerd. Nulsituatie-onderzoek dient om toekomstige verontreinigingen later te kunnen vaststellen.
Advisering kan plaatsvinden met betrekking tot de onderzoeksopzet, de toetsing van resultaten, de rapportage en de risicobeoordeling.
• Saneringsplan, plan van aanpak, BUS-meldingen
In een saneringsplan worden de maatregelen beschreven om de verontreiniging te verwijderen, te isoleren of te monitoren. Een plan van aanpak is een saneringsplan bij niet-ernstige verontreiniging of bij een zorgplichtsanering. Een BUS-melding is een verkort saneringsplan voor bepaalde standaardsituaties.
• Overleg met bevoegd gezag
Het bevoegd gezag (12 provincies en 25 gemeenten) bepaalt de ernst van een verontreiniging en de spoedeisendheid van de sanering. Vaak vindt in verband met nader onderzoek en saneringsplannen overleg plaats tussen de initiatiefnemer en het bevoegd gezag.
• Saneringsevaluatie, BUS-evaluatie
De evaluatie is het verslag van de uitgevoerde sanering. Hierin worden de uitgevoerde maatregelen, de afwijkingen van het saneringsplan, de analyseresultaten van de controlemonsters en de achterblijvende verontreiniging beschreven.
• Nazorgplannen, monitoring
Indien verontreiniging van betekenis achterblijft, moet de sanering eventueel worden gevolgd door monitoring. Ook kan dit betekenen dat, bijvoorbeeld bij een leeflaag, beperkingen worden opgelegd aan het gebruik van de bodem.
• Second opinion van onderzoeksopzet en onderzoeksrapportage
Soms heeft het meerwaarde om een andere deskundige mee te laten kijken naar de onderzoeksopzet en de onderzoeksrapportage, bijvoorbeeld naar aanleiding van twijfels.
• Modellering van bodemverontreiniging
Met rekenmodellen wordt de verspreiding van verontreiniging in de toekomst en het effect van saneringsmaatregelen voorspeld.
